OR verkiezingen tijdens de coronacrisis
Mag een OR de coronacrisis als excuus gebruiken om de OR-verkiezingen uit te stellen?
De rechtbank Oost-Brabant heeft onlangs geoordeeld dat dat niet mag. Het ging om de volgende casus.
Feiten
De OR van ASML heeft CNV Vakmensen en FNV in mei 2020 geïnformeerd dat hij met een gekwalificeerde meerderheid heeft besloten om de verkiezingen die in oktober 2020 moesten worden gehouden met zes maanden uit te stellen. Als reden voor het uitstel gaf de OR dat de beperkingen die de coronamaatregelen met zich meebrengen, het niet mogelijk zouden maken om de OR- verkiezingen te houden.
CNV Vakmensen en FNV hebben de OR laten weten dat zij niet akkoord gaan met het uitstellen van de OR-verkiezingen en hebben de OR gemaand om verkiezingen in oktober 2020, althans zo spoedig als mogelijk, te organiseren. De reden hiervoor was dat de verkiezingen in oktober 2020 gehouden moesten worden, omdat daarna de zittingsduur van de OR verstreek. De OR heeft geen gehoor gegeven aan dat verzoek van de vakbonden.
De OR heeft vervolgens zijn reglement gewijzigd en daarin opgenomen dat de vakbonden uiterlijk 16 weken voor de verkiezingsdatum hun kandidatenlijst moeten inleveren. Voor deze wijziging konden de bonden 6 weken voor de verkiezingsdatum hun kandidatenlijst inleveren.
Er speelde ook mee dat ASML in plaats van een bedrijfstak-cao een ondernemings-cao wil afsluiten. De OR had de uitdrukkelijke wens om aan de onderhandelingstafel te zitten ingeval een ondernemings-cao zou worden afgesloten. De vakbonden, maar ook de werknemers, maakten zich zorgen over deze wens en het besluit van de OR om de verkiezingen uit te stellen.
Vordering
De vakbonden vorderen in de procedure een gebod tot het organiseren van verkiezingen op de kortst mogelijke termijn, een tijdelijke wijziging van de termijn in het reglement, van 16 weken naar 6 weken en een verbod beslissingen in de zin van artikel 25 en 27 WOR te nemen.
Beslissing
De kantonrechter heeft geoordeeld dat OR op de kortst mogelijke termijn, de verkiezingen dient te organiseren, met aanpassing van de termijnen in het reglement.
De kantonrechter oordeelt dat de OR-leden niet langer in functie zijn dan de hun door het reglement toegemeten tijd. Enerzijds hebben ze na die tijd geen mandaat meer van hun kiezers, anderzijds houden ze zonder rechtsgrond de kiesgerechtigden af van hun wettelijk recht een nieuwe OR te kiezen. Dit belang is principieel. In de maatschappij wordt groot belang toegekend aan de medezeggenschap, dit belang dient strikt gehandhaafd te worden, aldus de kantonrechter. De coronacrisis is niet een omstandigheid die inbreuk op dit belang moet maken. Ook oordeelt de kantonrechter dat nergens uit blijkt dat de OR onderzocht heeft op welke manier de OR-verkiezingen met inachtneming van de coronabeperkingen toch zouden kunnen doorgaan. Overal in de samenleving blijkt met inzet van de nodige passende middelen allerlei zaken, ondanks de coronacrisis toch doorgang te vinden, bijvoorbeeld de OR-verkiezingen bij Philips.
De vordering van de vakbonden om een verbod op te leggen om beslissingen in de zin van artikel 25 en 27 WOR te nemen, is volgens de kantonrechter ernstiger dan dat er wel medezeggenschap mogelijk blijft, zij het met beperkingen.
De kantonrechter vertrouwt erop, dat de OR en ASML zich de demissionaire status van de OR bewust zullen zijn en geen besluiten zullen nemen die kunnen wachten totdat de nieuwe OR is geïnstalleerd.
Deze uitspraak is te lezen op rechtspraak.nl, met de vindplaats: ECLI:NL: RBOBR: 2020:5215
Heeft u vragen over deze uitspraak of heeft u als OR, vragen over de verkiezingen binnen uw bedrijf, neem vrijblijvend contact met ons op.